Op 5 januari 1906 werd Jan Georg Abbringh in Groningen geboren, als oudste van een gezin met 6 kinderen, waarvan de vader een boekbinderij had. Jan bezocht het Willem Lodewijk gymnasium in Groningen en daarna de theologische faculteit.
Zijn werk is altijd zijn enige liefhebberij geweest. Hij was er al mee bezig ver voordat hij predikant was. Aan zijn preken heeft hij altijd al heel veel zorg besteed. Hij was in Groningen vertrouwd met een stijl van preken die behoorde bij predikanten die gerekend konden worden tot de Confessionele Vereniging.
Op 11 januari 1931 werd hij voor het eerst als predikant bevestigd. Dit gebeurde door ds. J. J. Knap in de herv. gemeente te Wilsum. 2, 5 Jaar daarna werd hij predikant van de herv. gemeente te Papendrecht. Hier maakte hij kennis met een kring van gemeenteleden die zijn theologische ontwikkeling zou gaan beïnvloeden op langere termijn. Het gevolg was dat hij toetrad tot de kring van theologen rond de persoon van ds. I. Kievit en dat hij zich aansloot bij de Geref. Bond.
Jan George Abbringh huwde met Sietske Eltje de Haan. Hun zoon Pieter werd in 1932 in Wilsum geboren.
Na Papendrecht (1933-1937) was hij achtereenvolgens predikant; te Hoevelaken (1937-1946), Benschop (1946-1949), Oosterwolde(Gld.) (1949-1957), IJsselmuiden (1957-1963), Arnemuiden (1963-1967) en tenslotte opnieuw Hoevelaken (1967 tot 1 mei 1971). In IJsselmuiden kreeg zijn theologische vorming een nieuwe impuls en wel door het lezen van de artikelen van het” Amsterdamsch Zondagsblad tot getuigenis der waarheid” opgericht in 1888, die hem op het spoor zetten van dr. H. F. Kohlbrugge. In zijn prediking plaatste hij sindsdien het leven der gemeenteleden op een Kohlbruggiaanse wijze onder de kritiek van Gods woord en riep hij op eenzelfde wijze de gemeente op tot het geloof in Christus door wie alles wat ons beloofd is door Gods Woord verwerkelijkt wordt.
Hij citeerde graag in zijn preken de reformatoren Calvijn en Luther maar had ook belangstelling voor hedendaagse theologen, zoals uit zijn bibliotheek te constateren viel. Hij hield zich tot op het laatst op de hoogte van alle nieuwe theologische literatuur die op de Nederlandse markt verscheen.
Op 1 mei 1971 ging hij met emeritaat. Precies 54 jaar na zijn intrede in zijn eerste gemeente op 11 januari 1985 overleed hij na een langdurig ziekbed.