Wilsum in vrogger tied.

Personen

Hoe zag een Wilsummer er vroeger uit? Op deze vraag gaf de toenmalige burgemeester, koster en schoolmeester ruim twee eeuwen terug antwoord op een vraag van de prefect van Zwolle.

Burgemeester van Lier was zelf niet afkomstig uit Wilsum, dus dit geeft een mooi inzicht hoe een buitenstaander tegen de Wilsummers aankeek.

Op 29 juni 1812 schreef hij:

Mijn Heer de Sous Prefect

Ik heb de Eer op de, bij U Ed. Gestr. Besluit van den 21 dezer maand no 428 gevraagde Renseignamenten (inlichtingen), omtrent een Phesigien (fysieke) staat van de inwoners van dit Departement met betrekking tot de inwoners van deze gemeente het volgende te antwoorden:

De inwoners van deze gemeente zijn over het algemeen van eene middelmatige groote, sterk gespierd en tamelijk helder van kleur.

Hunne kinderen worden wanneer geene natuurlijke ongesteld of andere verhinderingen tusschen beiden komen, door de moeder zelve aan hare borsten gezoogd tot den ouderdom van een, of somtijds twee jaren, wanneer dezelven allengs aan de spijzen door het gansche huisgezin genuttigd gewend worden, en zoo vervolgens aan regen en zonneschijn niet ongewoon is, niet te dik en stijf gekleed in de kostwinning van hunne ouder tot sterke en geharde menschen opgroeien.

Het voornaamste voedsel van den landman (want de inwoners van deze Gemeente leven over het algemeen genomen van den Landbouw en Veeteelt) bestaat in de voort brengsten van hunnen eigenen grond, als aardappelen, brood, meest van Rogge gebakken en grof, en vleesch, doch dit laatste is niet zoo algemeen of ten minste bij sommigen meer zeldzaam uit hoofde van armoede, die bij een zeer groot gedeelte heerst. Goede aardappelen en een goed stuk gezouten of gerookt rundvleesch, op een schotel, is voor den bewoners van deze gemeente een voortreffelijk middagmaal.

De kleding dezer inwoners vooral die der vrouwen heeft geloof ik in twee eeuwen geene verandering ondergaan, wanneer men eenige kleinigheiden uitzondert zoo als de keurslijven enz die thans ook hier zoo veel niet meer gedragen worden als voorheen. Men verbeelde zich niet dat die manier van kleding geheel geen opschik of pracht zouden dulden, neen integendeel, kostbare kanten gallonnen en linten en gekleurde wollen of linnen stoffen zijn er bij nodig of worden ten minste bij den opschik in hunnen pracht nodig geacht.

Doch in weerwil van dit alles, staat zulks in mijn oog niets minder dan fraai eenvoudig of bevallig. De ondermuts voorzien met twee scherpe, van terzijden voorwaarts staande hoeken bereiken de oogen, daarover eene andere die met twee vooruitstaande halve maane gewijse kleppen de wange bedekt.

De zoogenaamde kroplap, die van voren en achter van de schouder neerhangt, en onder de armen door middel van een koor of lint vergaderd en vastgesnoerd wordt, zet den boezem in eene wel verzekerde gevangenis. en is toch voor de moeder, die hare kinderen zogen, zeer ongerijfelijk: vervolgens een kort buis, dat van voren met haken wel vast gemaakt zijnde, eene zeer lange rug formeert, waarvan de wanstaltigheid door de daar onder hangende -tot even onder de knieen- korte rokken met weinig vermeerderd wordt.

Omtrent de kleding der mannen valt niet veel bijzonders aan te merken, zij is bij kans dezelfde als die van het gansche arrondissement, of ten minsten van dit Canton, en voorden Landbouwer niet ongebruikt. De stoffen der klederen is, zowel voor de vrouwen als voor de mannen, meest van Wolle, behalven de onderkleding, die meest van vlas of bramwollen stoffen vervaardigd zijn.

Daar en boven kleden zij zich niet te dik.

De landman van deze gemeente is vrolijk gerijfelijk in den omgang en arbeidzaam, eenvoudig in zijne manier van denken, echter tamelijk ingetogen van zeden, en vrolijk in zijne uitspanningen, voor het overige vrijwel geschikt tot allen arbeid, evennwel niet zeer ondernemend.

Omtrend de ziekten en derzelven oorzaken durf ik mij niet uit te laten, omdat zulks buiten de grenzen mijner kundigheden valt: evenwel kan ik U Hoog Ed Gestr. verzekeren dat alhier sedert een geruime tijd weinig ziekten heerschen, en dat den raad van den Geneesheer tamelijk wel gezogt en opgevolgd wordt.

Vleije ik mij genoeg gezegd te hebben en de bewoners van Wilsum oppervlakkig in hunnen Phistiqien (fysieke) staat, zeden en gewoonten te leren kennen, dan of van den begeerden inhoud van U Hoog Ed. Gest. Besluit in het hoofde deze gemeld, naar eisch voldaan is, daar aan twijfel ik zeer, doch U Hoog Ed. Gest. zult het onvolledige of gebrekkige wel willen verschoonen, en naar uwe gewone wijsheid wel weten aan te vullen of te verbeteren waardoor op het hoogst verpligt zal zijn, die de eer heeft zich ont verschuldig de Hoogachting te noemen,

Mijn Heer de Sous Prefect.

U Hoog Ed. Gestr. onderdan. en gehoorzaamste Dienaar

De Maire voornoemd.

P.H. van Lier

Gerelateerde Afbeeldingen: