Wilsum in vrogger tied.

Rampen.

Voor een dorp zo dicht bij een rivier gelegen als Wilsum bij de IJssel kan het niet anders of die rivier heeft in de loop der eeuwen een belangrijke rol gespeeld in het leven van de bewoners. Zowel ter goede (visserij, transport etc.) als ter kwade (verdrinking).

Met enige regelmaat is te lezen in de archieven dat er iemand overboord sloeg op een schip in de IJssel, of  dat er een schip zonk. De oudste vermelding is ruim 350 jaar oud.

1665 d. 9 mei

Is er een praam met turf bevracht zijnde om na boven te vaaren van Colderveen zijnde met een harde westelijke wind, omtrent den middags tegens ’t groote Collenzand tegen wal aan gedreven zijnde in de grond geslagen, en de schippersvrouw met twee kinderen verongelukt en verdronken, welke doden den zelven dag zijn geeischt en des avonds te negen te Wilsem gebragt zijnde, bij onze Heeren Schepenen gevisiteerd volgens gerichtelijk gebruik, en den 11 dito te Wilsem op’t kerkholf ter aarden besteld.

Gerrit Jansz. Norell, secretaris

1670 d. 5 mei

Is er door onze Heeren in de tijd gevisiteerd een verongelukte doode, van een praam gevallen in den IJssel op den 20 april omtrent de Coelelucht, en is op dato boven aldaar opgeschoten uit ’t water en op order na Zwoll gezonden, zijnde een jong knegje ontrent 14 of 15 jaaren, alzoo zijn ouders aldaar wonen, en zulks te begeerte van die.

Van recentere datum is het zinken van een boot ter hoogte van de Harsenhorst. Hier over is dan ook meer bekend. De winter van 1806-1807 is vermeld als een milde winter, het zou echter een vervelend staartje krijgen. In de vroege avond van 18 februari 1807 stak er plotseling een heftige storm los met hagel en sneeuw. De storm zou al gauw met orkaankraan tekeer gaan. Er zijn in die nacht op verschilende plaasten boten vergaan en mensen verdronken. Ook in Wilsum ging het mis. In de akte staat de datum staat 21 februari 1807, dit is verkeerd opgetekend, zoals te zien is in de overlijdensakte van de zoon. Ook de naam van de zoon is verkeerd.

Onder Wilsum bij Kampen, den 21sten february 1807, gebeurde het, dat eene nieuwe, met omtrent achtduizend steenen, en dus, naar het oordeel van deskundigen, te zwaar geladen schuit, die langs den IJssel kwam aanzeilen, het zij door eenen rukwind, het zij door eenen hollen golfslag, langzaam begon te zinken.

Twee menschen, namelijk Egbert de Ridder, van Zwolle en deszelfs zoon, Dirk, die er zich als schippers op bevonden, sprongen, vertrouwende op hunne bekwaamheid in’t zwemmen, over boord. De zoon, die groote zwaare laarssen, en eene dikke buis aan had, zonk, en was bij het afzenden van het bericht, nog niet gevonden; doch de vader werd door lieden, die aan den oever stonden, en dier ongeluk zagen gebeuren, op zijn rug drijvende, met een plank op zijn buik, waarom hij zijne armen geslagen had, gezien.

Jan Martens van den Harsenhorst, die zich onder de toezieners bevond, begaf zich, te gelijk met zijn buurman Jan Koning, zijn zoon Albert en zijn knegt, in weerwil van den aller hevigsten stroom der rivier, in een schuitje, naar den, zich in zulk een groot gevaar bevindenden man toe, en hadden het geluk denzelven in de schuit aan den wal te krijgen.

Daar aangekomen zijnde, was de algemeene roepstem “hij is dood” des niet tegenstaande poogde men, en hierin was Jan Martens van den Harsenhorst de voorganger en raadgever, den schijnbaar dooden, door rollen, verwarmen, genever en azijn, wederom bij te brengen, hetgeen echter eerst om half elf des avonds, nadat hij reeds om drie uuren was opgehaald, gelukte. Toen was het, dat hij eerst duidelijke tekenen van herleving deed blijken, die sedert hoe langer zoo meer toenamen, en zijne volkomen herstelling ten gevolge hadden.

Jan Martens van den Harsenhorst is voor deze redding met den gouden eerepenning beschonken.

De man die gered werd was Egbert Ridder, geboren op 14 september 1749 in Zwolle, zoon van Hermannus (Harm) Ridder en Maria Lauwrens Woelders. 

Egbert was trouwde, op 25 jarige leeftijd op30 oktober 1774 in Windesheim met de 19 jarige Maria van den Bos. Maria woonde bij haar huwelijk op huize Zuthem in Weindeshein. Maria zou in augustus 1796 in Zwolle op 41 jarige leeftijd overlijden. Egbert zijn beroep was “schuijtenvoerder”

Egbert en Maria kopen in 1782 in Amsterdam van Casper Eckman en compagnons een nieuwe praamschuijt, genaamd “De Jonge Ridder”, compleet met zeil, treil (jaagtouw), ankers, staande en lopende wand. Deze schuijt werd op 17 april 1783 geleverd.

Op deze boot hebben zij via het gerecht te Hasselt een hypotheek genomen, groot f 2500,-  in die tijd absoluut een heel kapitaal.

Financieel is het Egbert en Maria later kennelijk niet voor de wind gegaan, want op 17 november 1795 werd om 11 uur een zoon van Egbert Ridder voor rekening van de Armenkamer op de Broederen kerkhof begraven. Op 9 augustus 1796 werd daar eveneens voor rekening van de Armenkamer de vrouw van Egbert begraven. 

Het is dan ook niet bekend of de schuit die in 1807 zonk, eigendom was van Egbert de Ridder of dat ze in dienst van iemand anders waren.

Het kind van Egbert en Maria dat verdronk was Herm (Harm) Ridder, geboren op 28 oktober 1775 in Zwolle. Hij is gedoopt op 29 oktober 1775 in Zwolle.

Harm trouwt op 27 jarige leeftijd op 16 mei 1803 in Zwolle met de 26 jarige Martha Knape. Hij liet bij zijn overlijden een vrouw met twee kinderen na. Ze woonden aan de Prauwenstraat in Zwolle.

Harm zou pas op 30 mei 1807 in Wilsum begraven worden. Blijkbaar was hij zolang vermist geweest en is hij begin mei pas gevonden.

Egbert zou overlijden op 21 november 1820 in Groningen, als beroep werd vermeld: arbeider.

De redder van Egbert en met de gouden erepenning begunstigde Jan Martens van den Harsenhorst woonde zoals de naam al doet vermoeden op de Harsenhorst. Jan Martens was zijn bijnaam die hij waarschijnlijk van zijn grootvader “geërfd” had. Zijn echte naam was Jan Willems, in 1811 zou hij de naam aannemen van Jan Willems de Velde-Harsenhorst.

De vermelde zoon Albert zal de zoon van Jan Willems zijn geweest, aangezien Jan Koning geen zonen had, deze had alleen twee dochters. Zoon Albert was geboren in Wilsum op 6 maart 1785, dus ten tijde van de storm bijna 22 jaar.

Jan Willems van Harsenhorst woonde buitendijks. Jan Koning en zijn zoon Albert woonden op een kleine boerderij binnendijks, op deze plek stonden toentertijd twee kleine boerderijtjes waarvan hij er eentje bezat.

De eveneens vermelde Jan Koning nam in 1811 de naam aan van Jan Koning Bastiaan, hij was geboren in Wilsum op 26 augustus 1753.

Op 4 februari 1841 gebeurde er iets dat we tegenwoordig niet zo snel meer zullen meemaken. Op deze bewuste donderdag ging de negentien jarige uit Wilsum afkomstige kleermakersknecht Willem Hofstede die in het bedrijfje van zijn vader werkte samen met de vierentwintig jarige dagloner Jan Bosch afkomstig uit Oosterwolde en wonende op Kampereiland samen rond twaalf uur de bevroren IJssel op, ter hoogte van de Streng was het ijs nog niet sterk genoeg en schoten ze beiden door het ijs en verdronken.

Ook op 16 juni 1898 gebeurde er iets dat tegenwoordig niet meer zal gebeuren al zou het alleen al zijn omdat er tegenwoordig geen jaagpad meer langs de IJssel is.

Op deze zomerse donderdagmiddag, de boeren met hun knechten zijn op het land bezig met het grasmaaien, zodat ze binnenkort kunnen hooien, rijdt de uit Kampen afkomstige Harm Broek met zijn paard en wagen op het jaagpad langs de IJssel, ter hoogte van de Welle gekomen probeert hij de wagen en paard te draaien, het paard loopt echter te ver achteruit en Harm Broek komt met paard en wagen in de IJssel terecht.

De in de buurt werkende boeren en knechten halen hem uit het water, waarna steen fabrikant ten Cate uit Kampen hem nog reanimeert, wat echter niet meer mag baten.

En wat voor tragedie er schuil gaat achter het volgende zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen.

Op 14 februari 1836 vind Lena Wolters, – gehuwd met Lubbert Bos en wonende op Uiterwijk aan de dijk – des morgens omstreeks negen uur een pas geboren dood kind, drijvende in een sloot onder aan de IJssel en binnen de gemeente Wilsum.

Gerelateerde Afbeeldingen: