Wilsum in vrogger tied.

Branden.

Grote brand van 1911.

Op 14 april 1911 branden maar liefst 16 woningen in de kern van Wilsum af, de harde wind blies de vonken van het ene naar het andere huis of hooiberg. Met de oude brandspuit werd voorkomen dat ook de Openbare school een prooi van de vlammen werd, maar veel meer konden de inwoners niet uitrichten tegen deze vuurzee.

Het betrof de huizen waar nu de fam. Jager aan de Dorpsweg woont, tot aan het huis waar nu de familie Spijkerboer woont aan de Westenbergstraat, en alle huizen daar tussen gelegen,  ook het huis waar nu de familie van Spijker woont was afgebrand.

De volgende dag, zaterdag 15 april zond de Kamper Courant een correspondent naar Wilsum om een verslag van deze gebeurtenis te maken welke de zelfde dag nog werd gepubliceerd. Dit artikel geeft een goed beeld van de gebeurtenissen op deze voor Wilsum rampzalige Goede vrijdag.

Over deze grote brand staat in de Kamper Courant van 15 april 1911 het volgende:

De brand te Wilsum.

Ons aardig aan den IJssel oever gelegen buurplaatsje, waarvan de merendeels lage stroo gedakte boerenwoningen zich om het antieke torenkerkje schikken als de kiekens om de kloek, het landelijke Wilsum is gistermiddag getroffen door een ernstige ramp. Een plotseling in een hooiberg uitgebroken brand heeft in minder dan tijd zulk een omvang aangenomen dat binnen enkele uren van dertien woningen slechts smeulende puinhopen waren overgebleven en verscheidene Wilsummers (15 gezinnen) bij anderen een tijdelijk onderkomen hebben moeten zoeken.

De omstandigheid, dat op een enkele na de aangetaste huizen alle bedekt waren met riet, dat na enkele dagen van sterken oostenwind kurkdroog was, heeft met het altijd weer gevaarlijke der tusschen  gelegen vlammende hooibergen, er het meest aan bijgedragen om den brand in korten tijd zulk een geweldigen omvang te verschaffen, terwijl de vrij felle wind en gebrekkige bluschmateriaal de wanhopige pogingen der dorpelingen onder aanvoering van den voorvarenden gemeente-veldwachter, wiens tegenwoordigheid van geest hem in deze kritieke momenten geen oogenblik begaf, totaal deden schipbreuk lijden.

Tot uren in den omtrek waren de hooge, telkens weder oplaaiende vlammen zichtbaar en de rosgekleurde, dichte rookgolven, die heel de omgeving hulden in een onheilspellend waas, strekten aan de verre toeschouwers, ook in onze stad, ten somber teken van de hevigheid der vlammen, welke ginds woedden.

Een droevig gezicht leverde hedenochtend de kom van het zwaar geteisterde dorp. Links van den weg, te beginnen van schuin tegenover het gemeentehuis( met annex woning van den gemeenteveldwachter) tot aan de school, lag alles in ten deele nog rookend en smeulend puin, terwijl de spuitgasten van Wilsum en IJsselmuiden nog ijverig in de weer waren de verradelijke hooibergen om te werken en nat te houden.

Hier en daar stonden groepjes menschen zwijgend bijeen en staarden verslagen naar wat er restte van hun woonstede, of scharrelden tusschen de ruïne op zoek naar wat op die plek nog kort te voren zijn plaats gevonden had. In het gemeentehuis vonden we den veldwachter Westenberg, geassisteerd door zijn IJsselmuider collega De Vries ijverig bezig de uitgeputte en hongerige brandweermannen van een stevige boterham te voorzien, terwijl het er onophoudelijk af en aan liep van menschen, die raad en hulp kwamen vragen.

Stille getuige van al deze bereddering, kregen we respect voor, energieke optreden van dezen eenvoudigen politieman, die hier het gezag en het gemeentebestuur op zoo flinke wijze vertegenwoordigde, zich zonder pressie wist te doen gehoorzamen en zoo nodig( we waren er later getuige van) met besliste strengheid alles wist te beletten, wat ongeoorloofd was.

Zonder spoor van vermoeidheid na dezen nacht van spanning en rusteloos zwoegen, was hij aanstonds bereid ons rond te leiden langs en door het toneel van troostelooze verwoesting. De brand was aangekomen in een hooiberg achter de boerderij (recht tegenover het gemeentehuis), bewoond door Hendrik de Groot Azn.

Aangaands de oorzaak valt met zekerheid niets te zeggen. Wel zijn er in die buurt kort te voren een paar kindertjes waargenomen, peuters van een jaar of drie, vier, en bestaat er in verband daarmee een vaag vermoeden, maar bepaalde aanwijzing dienaangaande ontbreekt.

Als een bewijs, hoe snel het vuur om zich heen gegrepen heeft, diene, dat Westenberg, vlak in de buurt aan den IJssel bij het veer werkzaam, bij zijn komst ter plaatse reeds niet alleen  de plaats van De Groot, maar ook de links daarvan staande woning van Willem Jan de Ruiter en nog verder links die bewoond door Remmelt de Vries, bij wien de weduwe Schipper inwoonde, eigendom van de diaconie, in lichterlaaie vond staan, terwijl een minuut later ook de rechts aangrenzende flinke boerenplaats van den heer Jules van Asselt, pachteres de weduwe Post, (nog niet lang geleden gedeeltelijk vernieuwd; hierbij behoorde – als schuur – het voormalige Wilsummer gemeentehuis) in brand vloog .

Het mag nog gelukkig geacht worden, dat de wind richting gunstig was voor het gemeentehuis en bovenal voor Wilsum’s trots, het antieke, pas gerestaureerde kerkje en pastorie. Zelfs met degelijke, moderne bluschmiddelen zou tegen een zoo boosaardige vuurmassa niet veel zijn uit te richten, geen wonder dat men met een nietig, geheel verouderd en slecht werkend spuitje (waar met emmers het water ingedragen moest worden) vrij wel machteloos stond en zich bepalen moest tot eeniger mate beschermen van wat nog niet door het vuur benaderd was.

Later toen de flinke spuit van IJsselmuiden ter hulp gekomen was, (de ergste verwoestingen waren toen echter al voltooid) kon men iets meer  tegen het vuur uitrichten en zijn voortgang stuiten. Inmiddels had de brand, zijn noodlottigen loop vervolgend, na het huis van de weduwe Post ook den bij behoorenden berg aangetast, om vandaar over te springen op de woning bewoond door Dries Heldoorn, eigendom van den heer Van Asselt te Grafhorst, en verder op die van Reindert de Groot, al welke tot nu genoemde woningen langs den grooten weg liggen.

Even voorbij het huis van De Groot en slechts ervan gescheiden  door een niet breeden zijweg ligt het hooge, flinke schoolgebouw. Dit is gelukkig gespaard kunnen blijven, maar de fel geblakerde kroonlijst, zwartgerookte muur en verkoolde dakgoot bewijzen hoeveel moeite de op het dak zittende spuitgasten gehad hebben, den vlammen daar deze prooi te betwisten.

In die richting dus gestuit, sloeg het vuur langs even genoemde zijweg achterwaarts, over den berg van Heldoorn naar het huis van Tijmen Evink, om verder reikende drie aan één gebouwde woninkjes van de Diaconie aan te tasten, bewoond door de drie weduwen Fix, Van Keulen en Timmerman, en steeds voortwoekerend (maar wel opmerking waardig! sparende een vlak naast staand met pannen gedekt huis) vervolgens de aan elkaar grenssende plaatsen van de weduwe Hulsbergen ( eigenaar en bewoonster) en die bewoond door Andries Meuleman (eigenaar Harm de Velde) in de asch te leggen.

Toen overslaande van bedoelde binnenweg moesten de woning van Roelof Spijkerboer (eigenaar en bewoner) en de schuur van Gerrit Timmerman er nog aan geloven (een naast liggende hoeve dankte haar wonderbare redding, naast krachtdadige inspanning van Westenberg e.a., die het dak onophoudelijk begoten, aan de omstandigheid, dat de rietkap bijna geheel door een laag mos bedekt is).

Uit de hier gegeven opsomming blijkt voldoende van welken omvang de ramp is welke dit nederige dorpje binnen niet meer dan twee uur tijd getroffen heeft, ook al zijn geen persoonlijke ongelukken te betreuren.

Wel zijn de meeste der verbrande huizen en boedels verzekerd, maar het gaat hier ook weer als zoo dikwijls: degenen die niet (een vijftal) of heel laag verzekerd zijn, behooren tot de armsten. En ongetwijfeld zouden dezen er hard aan toe zijn, wanneer er geen warme harten en milde handen zich hun lot straks aantrekken. Voorlopig vinden de dakloozen bij vriend en buur (o.a. eenigen in de pastorie) een tijdelijk onderkomen.

Op 15 april 1911 schrijft de burgemeester aan de commissaris van de koningin in Overijssel het volgende:

Tot mijn diep leedwezen, zie ik mij verplicht  u kennis te geven dat gistermiddag in de kom der gemeente Wilsum zijn afgebrand, 16 woningen, waarvan één onbewoond, en een schuur. Toen de brand uitbarstte was aan blusschen niet meer te denken, daar de vlammen van het eenen rietendak naar het andere oversloegen. Een huisje tusschen de verbrande gebouwen gelegen  en met pannen gedekt is behouden gebleven. Voor een niet groot gedeelte wordt des halve door de verzekering gedekt. De oorzaak van den brand is niet met zekerheid te bepalen, wel zegt men dat kleine kinderen met lucifers bij een hooiberg gespeeld hebben. Een opgaaf van het verzekerde, en het bedrag waarvoor, zal zoo spoedig mogelijk volgen.

Na de brand gaat men voortvarend te werk, om de verbrande huizen te herbouwen. Het puin wordt geruimd en de bruikbare materialen worden er tussen uit gehaald om weer te worden hergebruikt. Op het terrein achter de verbrande woningen wordt door het diaconiebestuur van de Hervormde Kerk een houten lood gebouwd, met planken gedekt, groot ongeveer 25 vierkante meter, om te dienen als tijdelijke woonplaats. Er wordt een commissie in het leven geroepen om geld in te zamelen, om zo het ergste leed een beetje te kunnen verzachten.

Kamper Courant van 20 april 1911.

Het blijkt thans dat de afgebrande woningen te Wilsum verzekerd waren bij verschillende maatschappijen voor een bedrag van ƒ 15.000,– terwijl de verzekering som der roerende goederen, waaronder vee en hooi, beliep ƒ 17.250,–. Het vee is echter gered, terwijl er niet zooveel hooi voorradig was als in den zomer of in het begin van den winter. Niet verzekerd zijn drie huisjes van Hervormde Diaconie, benevens de inboedeltjes van vier in deze huisjes en in een wel verzekerd huisje van de Diaconie wonende bejaarde weduwen en de inboedel van een arbeider.

Er heeft zich een commissie gevormd, (zie  advertentie) die zal trachten gelden in te zamelen ten einde deze menschen die van alles beroofd zijn te helpen.

De ruïne van de brand, die een groote oppervlakte beslaat, is gedurende de Paaschdagen door zeer velen bezocht; door middel van een in de nabijheid geplaatste bus, werd ongeveer ƒ 150,– ingezameld. Het vee is in de weide gedaan, terwijl voor de bewoners der huizen , die voorlopig een onderdak hebben gevonden bij buren en kennissen, spoedig tijdelijke woonkeeten zullen gebouwd worden. Volgens ooggetuigen is het niet te begrijpen hoe snel de vlammen om zich heen grepen, wat voornamelijk moet worden toegeschreven aan de rietbedekking van huizen, schuren en hooibergen, de langdurige droogte en den krachtige wind.

Bij het gemeentebestuur komen al spoedig de eerste aanvragen binnen om te mogen herbouwen. Al op 24 april vraagt G.Timmerman om een verbrandde schuur weer op te mogen bouwen, met een oppervlakte van 10,5 meter lang, 4,5 meter breed en 2 meter hoog met pannen gedekt maar de wanden nog wel van hout, dit verzoek werd ingewilligd. In mei komen de eerste bouwaanvragen voor huizen binnen bij het gemeentebestuur. De architect van de bouwtekeningen is in bijna alle gevallen de bekende Kamper architect G.B. Broekema, de tekeningen van de diaconie huisjes, aan de latere Westenbergstraat zijn getekend door architect K.v/d Kamp.

Kamper Courant van 23 juli 1911.

Het grootste deel der verbrande woningen is thans herbouwd; het zijn nette woningen met pannen gedekt, zoodat het aanzien van het dorp veel verbeterd is. Vooral de groote boerderij van den heer Jules van Asselt maakt met zijn flinke schuren en zijn afdekking met roode, geglazuurde pannen, een goed figuur. Door de zorg van het gemeentbestuur wordt in het dorp een riool van cement buizen gelegd, waarop alle nieuwe percelen moeten aansluiten, terwijl voor de huizen een rij linde bomen zal worden geplaatst.

Zo is in één jaar een groot gedeelte van de kern van Wilsum afgebrand, het betrof de huizen waar nu de families J.Kracht en A.Jager aan de Dorpsweg, de huizen hier tussen gelegen, tot aan het huis waar nu de familie Spijkerboer woont aan de Westenbergstraat, ook het huis waar nu de familie van Spijker woont was afgebrand.

Gerelateerde Afbeeldingen: